Journals

Second Journey (MS 107/1/1-2)

2nd February 1778


transcription

[2nd February 1778]
2

n:w: wind, wat dauw gepasseerde nagt. reden met ons vieren, en enige hottentotten, om de hyaenas, een uur west van hier in een bossige cloof te jaagen, hebbende zy enige nagten verscheide schapen in de buurt geslagt.
wy trokken door lange ruigte en moeras in een bos, volgende het spoor van eene even gekwetste hyaena. na wat het bos ingekropen te hebben, begonnen de honden sterk te blaffen en wy toelopende vonden het dier dat met de honden vogt, die hem al van agteren aangrepen, hy stak zyn hals lang uit en beet sterk brullende van zig af, een der honden had hem de lies open gehaald. zag dat dit dier in de verwoedheid in zyn eigen ingewand beet. gooide hem eerst een caffers assagaay in het lyf dog die ging niet diep, maar op een been stuitende, kreeg de hyaena hem in de bek en beet hem in stuk, waarna hem door de kop schoot. hy was een groot mannetje. slagten hem af en vervolgden onse jagt. joegen nog vier dier dieren uit het bos, een hottentot schoot een mannetje en de anderen eschapeerden ter naawer nood. een der hottentotten gooyde een wild verken met een assagaay dat het dier met de assagaay in het lyf weg liep. na tot drie uren agtermiddag gejaagt te hebben keerde na van rhenens plaats te rug. hadden voor de hyaena gesteld en de schoot om tien uren s'avons losgaande gingen wy welgewapent daar na toe, en vonden een hond die sig selven dood geschoten had. het is vandaag zeer heet geweest. met den avond een sware mist bank uit zee opgekomen

translation

[2nd February 1778]
2

North-west wind. A little dew last night. The four of us and some Hottentots rode to a place in a bushy kloof an hour west from here to hunt hyenas which have been killing various sheep in the area for several nights.
We went through long undergrowth and bog to a wood, following the print of a lightly wounded hyena. After the dogs had crept off into the bush for a while, they began to bark loudly and approaching we found the animal fighting the dogs, who had all seized it from behind. It stuck its neck right out and roaring loudly snapped them away. One of the dogs had opened it at the groin and in its rage I saw the animal bite into its own innards. I first threw a Caffre assegai into its body but, hitting a bone, it did not go in deep. The hyena seized it in its mouth and bit it into pieces, upon which I shot it through the head. It was a large male. We cut it up and continued our hunt. We chased another four of these animals out of the wood. A Hottentot shot a male and the others only just escaped. One of the Hottentots threw an assegai at a wild pig and the animal ran off with the assegai in its body. Having hunted till three o'clock in the afternoon we returned to Van Rhenen's farm. We had set a trap for hyena and when the shot went off at ten o'clock in the evening we approached it well-armed and found that a dog had shot itself. It has been very hot today with a thick mist-bank in the evening coming from the sea.